Sla het menu over en ga direct naar de content van deze pagina.

Prognose ontwikkeling indirecte kosten in 2021 nog meer met voorbehoud

Zoals gebruikelijk rond deze tijd van het jaar presenteert het KVGO wat de ontwikkeling zal zijn van de indirecte kosten in 2021. Hiervoor is de Macro-Economische Verkenning van het Centraal Plan Bureau de belangrijkste bron. Aangezien het hier een prognose betreft moeten de uitkomsten met de nodige voorzichtigheid benaderd worden. Dat geldt nu nog meer dan in andere jaren, omdat niemand kan voorzien hoe de crisis rond de COVID-19-uitbraak zich zal ontwikkelen.

Coronacrisis zorgt voor uitzonderlijk jaar

Bij de ontwikkeling van de verschillende onderdelen van de indirecte kosten moeten we ermee rekening houden dat 2020 een uitzonderlijk jaar zal blijken te zijn. Na de lockdown van dit voorjaar begint de economie langzaam weer tot leven te komen. Echter nog lang niet op het niveau dat zonder die crisis mogelijk was geweest.

De verschillende kostensoorten

Bij de ontwikkeling van de prijs van ‘indirecte materialen’ zien we een forse stijging en wel met ruim zeven procent. Hier zal ongetwijfeld schaarste in de productie ervan een rol spelen. Bij een te verwachten toenemende vraag in 2021 zal dat leiden tot hogere prijzen.

Daarentegen zullen de ‘arbeidskosten’ een zeer beperkte ontwikkeling kennen. Deze zullen, naar verwachting van het CPB, met minder dan een half procent stijgen. Na de tamelijk sterke toename in 2020 (plus 3%) was dat enigszins te verwachten.

Bij de ‘afschrijvingen’ zien we een omgekeerde ontwikkeling. Hier is een sterke stijging van bijna vier procent. Daarbij tekenen we aan dat het niveau van de afschrijvingen in 2020 een forse dip vertoonde, in combinatie met dalende investeringen. In 2021 zou dus sprake kunnen zijn van een inhaalslag.

De ‘diensten van derden’ vertonen van de onderscheiden elementen in de indirecte kosten, na de indirecte materialen, de sterkste stijging: bijna vierenhalf procent. Dat is een procentpunt meer dan we een jaar geleden voor 2020 verwachtten. Ook hier zou een inhaaleffect kunnen optreden, gevoegd bij verschraling van het aanbod.

Bij de ‘verzekeringen’ zien we een ontwikkeling die duidelijk minder is. De premies zullen naar verwachting met 3,52% stijgen. Bijna anderhalf procentpunt minder dan vorig jaar voor het lopende jaar verwacht werd. Hier kunnen de beperkte investeringen in 2020 een rol spelen.

Tot slot de rente: in 2019 werden op de geldmarkten zowel de korte als de lange rente negatief. Omdat het hier om zeer kleine getallen gaat, heeft een geringe mutatie al een grote procentuele ontwikkeling te zien. Het is daarom de vraag of het zinvol is de procentuele ontwikkeling weer te geven. We volstaan met op te merken dat het CPB voorziet dat in 2021 de lange rente net als in 2020 gemiddeld -0,3% zal zijn en dat de korte rente zal dalen van -0,4% naar -0,5%.

Het geheel overziend komen we tot de slotsom dat het ‘doorsnee grafimediabedrijf’ (als dat al bestaat) in 2021 met een geringe stijging van de indirecte kosten geconfronteerd zal worden.

Zie: