Sla het menu over en ga direct naar de content van deze pagina.

Reinier de Koning over de cao-onderhandelingen

De cao-onderhandelingen zijn met succes afgerond. De werkgeversdelegatie bestond uit een grotendeels nieuw team, aangevuld met ervaren krachten van het KVGO. Eerste onderhandelaar Reinier de Koning vertelt over zijn ervaringen.

Op 10 februari stemde de ledenraad van het KVGO in met het eindbod voor de Grafimedia cao. De overeenkomst werd daarmee definitief, omdat het eindbod een week eerder al door de leden van de vakbonden werd goedgekeurd. Voor eerste onderhandelaar Reinier de Koning, algemeen directeur bij Rudico Group in Eerbeek, was het de eerste keer dat hij met de werknemers over het onderwerp in gesprek ging. Ook een deel van de andere leden van de delegatie, Loes Hassink (Hassink Verpakkingsdrukwerk), Ruud Witte (Saen Screen) en Inge Harder (De Groot Drukkerij), deden hun intrede. Henk Harkema (Multicopy Nederland) en André Marcelis (MarcelisDékavé) waren bij eerdere cao-onderhandelingen al van de partij. Reinier de Koning: “We konden nauwelijks bogen op ervaring. Het nadeel is dat je dan niet helemaal weet hoe het geven en nemen in het verleden is verlopen. Soms worden dingen nu eenmaal doorgeschoven naar de volgende overlegronde en de kennis van die historie hadden we niet, terwijl de andere partijen al jaren meelopen.”

Onbevangen

Uiteindelijk ondervond De Koning nauwelijks nadelen van zijn rol als debutant. Hij zag die zelfs als een voordeel. “Volgens mij was het voor iedereen prettig dat er een grotendeels nieuw team zat. We hebben alle disciplines aan boord; niet alleen klein, midden en groot maar ook bijvoorbeeld verpakkingen en zeefdruk en sign. De medewerkers van het KVGO, Maarten Jansen, Kirsten Linders en Aukje van het Nederend, zijn door de wol geverfd. Er was dus ook veel kennis. Ik beschouwde mijn debuut daarom niet als een risico. Wanneer je dit voor het eerst doet, ben je onbevangen. Je kunt je daardoor beter concentreren op de feiten die op tafel liggen. Soms stel je vragen die voor jou natuurlijk zijn, terwijl iemand met veel ervaring ze niet meer stelt. Veel kennis van de historie kan ook als een rem werken. Ik vond het een enerverend en interessant proces.”

De werkgeversdelegatie koos voor een behoedzame stijl van onderhandelen. De Koning: “De eerste sessies waren belangrijk. Ik wilde voorkomen dat een van ons van zijn stoel zou vallen en iets zou roepen als: ‘Wat vraag je nou? Hoe kun je dit nou eisen?’ Er is altijd een reden waarom iets is opgeschreven en ik wil begrijpen wat die reden is.”

De eerste sessie besteedde de delegatie vooral aan het waarom van de looneis en de vraag waarom de werknemers een minimumloon van 14 euro redelijk vinden in deze tijd. De Koning: “Andersom wilde ik voorkomen dat de bonden zouden denken: ‘Er is weer niets mogelijk.’ Ik wil de gelegenheid hebben om onze standpunten te kunnen uitleggen. We noemden dat ‘het perspectief.’ Vanuit welk perspectief ben je vertrokken om de brief te schrijven? Daarmee creëerden we een voedingsbodem voor fatsoenlijke gesprekken en goede bijeenkomsten. Elkaar begrijpen, ook al ben je het niet eens met elkaar.”

Ook binnen de delegatie zelf werd gekozen voor een open benadering, vertelt De Koning. “Iedereen respecteert elkaar. Er is soms verschil van inzicht, ook binnen het team. Dat geldt vermoedelijk ook voor de vakbonden. Er moet ruimte zijn voor verschillende meningen en je moet goed luisteren naar wat er wordt gezegd.”

Minimumloon

Bij onderhandelen hoort het principe van geven en nemen. De oorspronkelijke eis van de vakbonden was om 14 euro per uur als laagste loon op te nemen. En alhoewel dit later werd aangepast tot het invoeren van het wettelijk minimumloon voor medewerkers onder de 21 jaar, leidde het alsnog tot discussies. Voor sommige bedrijven betekent de maatregel hogere loonkosten. De Koning: “De vakbonden zijn ervan overtuigd dat iedereen minimaal 14 euro moet verdienen. Als er nu jongeren zijn die in de laagste schaal 7 euro verdienen, dan is naar 14 euro gaan buiten proportie. Maar ook een verhoging naar het wettelijk minimumloon, nu 10,80 euro per uur, is een aanzienlijke stap. Je kunt je voorstellen hoe die bedrijven reageren. Maar de wens lag duidelijk op tafel en dus moesten we dat bespreken. We bekeken de opties en daarbij moet je allereerst bedenken dat een eis nooit op zichzelf staat. Er is een totaalpakket en het minimumloon is daar onderdeel van. Als je het minimumloon van tafel haalt, dan zie je dat terug in de algemene looneis. We sluiten de cao af voor ongeveer 18.000 mensen. De groep die binnen de loonschaal van 7 tot 10 euro valt, is ongeveer 1 procent van het totaal. De afweging was daarom: iets geven wat invloed heeft op 1 procent van de populatie, of iets weigeren wat mogelijk van invloed is op de hele populatie. Het individuele bedrijf dat in de 1 procent valt heeft nadeel van zo’n afspraak, de overige bedrijven krijgen betere loonvoorwaarden. Het minimumloon, de RVU, de algemene looneis – het heeft allemaal impact.”

Coronaschaduw

De coronacrisis hing als een donkere schaduw over de onderhandelingen. Voor de werkgeversdelegatie was de uitgangspositie dan ook duidelijk, aldus De Koning. “Het overgrote deel van de bedrijven waarvoor we onderhandelden kent nu een enorme terugval in omzet. Als de lasten gelijk blijven en de omzet valt hard terug, dan weet je wat dat doet met de winstgevendheid. Er zijn uitzonderingen, maar in het algemeen gaat het slecht in onze branche. Er was dus geen ruimte voor lastenverzwaring. Met de looneis zaten wij op de nullijn voor een jaar en dat hebben we gerealiseerd; van augustus tot augustus nul procent. Dat is geen mooie boodschap voor de werknemers, dat realiseren we ons ook. Maar alle inspanningen zijn nu gericht op overleven en omzet vergroten, zodat bedrijven hun lasten weer kunnen betalen.”

Onnatuurlijke effecten

Volgens de nieuwe cao krijgen de werknemers er 18 eurocent per uur bij vanaf augustus 2021. De Koning: “We hopen dat de economie wat meer opengaat vanaf de zomer en dat bedrijven in de gelegenheid zijn om omzet terug te halen. Dan is er misschien iets mogelijk, al zal dat ook niet overweldigend zijn. Er wordt door de overheid op een onnatuurlijke manier ingegrepen in de economie. Dat geeft onnatuurlijke effecten. In de basis is de vraag niet weg, er is alleen geen mogelijkheid om omzet te maken. De klanten willen wel, maar ze mogen of kunnen niet. Zo’n situatie vind je in geen enkel economieboekje terug. Een korte looptijd van de cao was daarom ook belangrijk. Als het stof wat is neergedwarreld, kunnen we voor de langere termijn een afspraak maken.”

Pensioenpremie omhoog

Behalve de sombere situatie in de sector was ook de pensioencomponent een belangrijk punt, volgens De Koning. “De pensioenpremie zit niet in de cao, maar lag wel op tafel. De keuze was: de pensioenen verder versoberen of een premieverhoging accepteren. Alle partijen vonden unaniem dat verdere versobering van de pensioenen niet mogelijk is. Het voorstel was om de premieverhoging te verdelen. Uiteindelijk hebben we elkaar daarin kunnen vinden. Dat kwam niet in de cao, omdat we dat eerder met elkaar hebben afgesproken. Er zat een deadline op van 1 januari 2021.”

De onderhandelingen leverden een unieke situatie op: het eindbod werd goedgekeurd door leden van de vakbonden, zelfs voordat de werkgevers er over hadden gestemd. De Koning: “Dat is vrij uniek. Er komt ook een moment dat je door je opties heen bent; dan kun je het niet mooier maken dan wat er op tafel ligt. Dat moet je ook aangeven. We hebben met alle opties rekening gehouden, ook met de mogelijkheid dat we er niet meer uit zouden komen met elkaar. We waren natuurlijk erg blij toen de bonden aangaven dat ze een meerderheid hadden. Nu kunnen we doorpakken met bijvoorbeeld de RVU.”

In het najaar beginnen de onderhandelingen opnieuw. De vraag of hij ook dan beschikbaar is als onderhandelaar, ligt voor de hand. De Koning: “Er volgt nog een evaluatie. Daar moet een gezamenlijke conclusie uitkomen, daar wil ik niet op vooruitlopen. Maar deze ronde is goed gegaan!”